Een rijpaard, dat zadelmak werd gekocht voor € 12.500 en later verkocht voor € 1,3 miljoen, werd onderwerp van geschil in een belastingprocedure. De belastinginspecteur besloot de verkoopwinst flink af te romen, middels een navorderingsaanslag inkomstenbelasting. Een procedure voor de belastingrechter volgde. En de meest voor de hand liggende vraag is natuurlijk: voor wie is de hindernis te hoog? Voor de belastinginspecteur of voor de koper?

Een man en vrouw waren echte paardenliefhebbers en de man had als springruiter ook concoursen gereden. Gelukkig voor de ouders vond hun dochter ook haar passie in de paarden. Vader kocht daarom twee pony’s en de dochter deed met deze pony’s mee aan wedstrijden en concoursen. Op enig moment koopt de vader voor de dochter een zadelmak rijpaard voor € 12.500, ook bedoeld om met wedstrijden mee te rijden, en verkocht hij de twee pony’s. De man was ondernemer maar hij handelde niet in paarden en/of pony’s op het moment van de aankoop van het rijpaard. De dochter en het paard kregen op enig moment ook professionele training en werden een zeer succesvolle combinatie en zij wonnen regelmatig grote prijzen. Zowel nationaal als internationaal. Dit leidde zelfs tot een selectie voor de Nederlandse equipe tijdens een wedstrijd. De successen hadden tot gevolg dat de vader diverse biedingen op het paard ontving. Uiteindelijk verkocht hij op aandringen van zijn dochter het paard voor € 1,3 miljoen.

Na een boekencontrole legt de belastinginspecteur aan de vader een navorderingsaanslag op. Met een navorderingsaanslag wordt de oorspronkelijk opgelegde belastingaanslag gecorrigeerd. De belastinginspecteur vindt dat de verkoopwinst van het paard moet worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Dit resultaat is een categorie in box 1 naast onder meer loon uit dienstbetrekking en winst uit onderneming. Indien de belastinginspecteur er in slaagt om te bewijzen dat vader bij de aankoop van het paard het oogmerk had dit paard met winst te verkopen, hij deelnam aan het economische verkeer én dat het voordeel objectief bezien te verwachten was, wordt de verkoopopbrengst als een resultaat uit overige werkzaamheden belast. Deze categorie heeft veel belastingplichtigen al op onaangename wijze verrast door opbrengsten van verkoop - en niet alleen van paarden - te belasten.

In deze procedure stelt de rechter vast dat vader bij de aankoop van het paard geen oogmerk had een voordeel te behalen of dat hij dit kon verwachten. Het paard werd gekocht voor de hobby van zijn dochter en het was ook niet de bedoeling om het paard snel met winst te verkopen. Verder handelde vader, zoals al opgemerkt, niet in paarden en bij de aankoop had hij slechts twee pony’s die eveneens werden gehouden voor de hobby van zijn dochter. Vader nam dus ook niet als paardenhandelaar deel aan het economisch verkeer. De verkoop vond hoofdzakelijk plaats doordat er een zodanig hoge bod op het paard werd uitgebracht dat gewoon niet kon worden afgeslagen. In de jaren daarvoor waren een aantal lagere biedingen wel afgeslagen. Bij de verkoop speelde ongetwijfeld ook een rol dat het paard voor de verkoop enige tijd geblesseerd was geweest. Een blessure waarvan het paard wel weer volledig was hersteld. De conclusie van de rechter is dan ook dat er geen sprake is van een bron van inkomen voor vader, zodat er niets is te belasten. De opgelegde navorderingsaanslag wordt vernietigd. Zo was deze keer de hindernis te hoog voor de belastinginspecteur. Belangrijk voor u om te weten is dat bij aan- en verkoop van goederen (van paard tot grond of wat dan ook) er sprake kan zijn van een bron van inkomen en dat de gerealiseerde winst belast kan zijn als resultaat uit overige werkzaamheden. Die kans is groot als de vooropgezette bedoeling is om winst te behalen en de winst ook al wel te verwachten is op het moment van de aankoop.

Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 5 februari 2021 (gepubliceerd 24 februari 2021), ECLI:NL:RBNNE:2021:396, LEE 19/3691 en LEE 19/3692

Heeft u vragen hierover? Neem dan vrijblijvend contact met mij op.